Hij ........ zijn collega's om hun mooie werkplek bij het raam, maar sprak er nooit over.
De verleden tijd van 'benijden' is 'hij benijdde'. 'Benijden' is een regelmatig (zwak) werkwoord.
De vorm 'beneed' is niet goed. Het is wel: snijden - hij sneed, lijden - hij leed.
De vorm 'benijde' zou aanvoegende wijs zijn, maar die is hier niet van toepassing, omdat ook het werkwoord in het laatste deel van de zin verleden tijd is (sprak).
Zie ook de pagina
verleden tijd.