in samenwerking met 
Noordhoff

Inloggen bestaande gebruiker

Aanmelden nieuwe gebruiker

Naar mobiele versie


Spaties en streepjes | te veel, ten minste

Teveel of te veel?

In de volgende voorbeelden zie je het verschil tussen 'teveel' en 'te veel':

  • Rudy heeft te veel gedronken.
  • Heleen heeft te veel kilometers gefietst.
  • Je kunt nooit te veel boeken lezen.
  • Het teveel aan premie wordt aan u terugbetaald.
  • Omdat eeen teveel aan fruit is, zijn de prijzen gedaald.

Er komt een spatie na 'te' als je in plaats van 'veel' ook 'weinig' zou kunnen zeggen.

Er komt een spatie na 'te' als je 'te' ook zou kunnen weglaten.

Je schrijft 'teveel' zonder spatie als het een zelfstandig naamwoord is: het teveel (het overschot).

 

 


 

Tekort of te kort?

Het werkt met 'te kort' ongeveer net als met 'te veel'. Zie hier het verschil tussen 'tekort' en 'te kort'. Je schrijft 'tekort' zonder spatie als het een zelfstandig naamwoord is: het tekort (het ontbrekende geld of de ontbrekende voorraad):

  • Het tekort op mijn bankrekening is weer aangevuld.
  • Wij hebben een tekort van zeshonderd euro.

Je schrijft 'te kort' als 'niet lang genoeg' of 'te weinig' bedoeld wordt, ook in de combinaties 'te kort zijn' en 'te kort hebben':

  • De broek is te kort.
  • Het restaurant heeft personeel te kort.
  • Ik vind dat de voorstelling te kort duurde.

Daarentegen zijn werkwoorden als 'tekortdoen', 'tekortkomen' en 'tekortschieten' aaneengeschreven werkwoorden. Daarom ook 'tekort' zonder spatie in deze zinnen:

  • Zeg maar eerlijk wat het kost. Doe jezelf niet tekort.
  • In deze arme wijken komen de mensen veel tekort.
  • Woorden schieten ons tekort.

Op de cd-versie van Van Dale 2005 staat 'woorden schieten te kort' bij het trefwoord 'onvoldoende'. De redactie van Van Dale heeft het in de bestanden gecorrigeerd, dus op een volgende cd-versie zal 'woorden schieten tekort' staan, zoals andere woordenboeken het ook doen.

 

 


 

Tegoed of te goed?

Je schrijft 'tegoed' zonder spatie als het een zelfstandig naamwoord is (het tegoed).

  • Je bent te goed voor deze baan. (= beter dan nodig is)
  • Het tegoed op mijn rekening is opgelopen tot honderd euro. (= het saldo)

Bijzonder geval: in de combinatie 'tegoed hebben' schrijf je 'tegoed' wel aaneen, ook als de woorden in de zin uit elkaar gehaald worden:

  • We hebben nog honderd euro van jou tegoed. (= nog niet gekregen) 

 

 


 

 

Tenminste of ten minste?

Of je een spatie achter 'ten' schrijft, hangt af van de betekenis:

  • Ik heb tenminste mijn zwemdiploma gehaald. (in ieder geval)
  • We treden vier avonden op, tenminste als er publiek komt. (althans)
  • Je moet ten minste achttien jaar zijn om mee te mogen doen.
  • Een nieuwe fiets kost ten minste duizend euro. (minimaal, op z'n minst)

Wees voorzichtig met 'ten minste' in gesproken teksten, want als je het opvat als 'tenminste', kan de zin een vervelende bijsmaak krijgen:

  • Een brand in een krottenwijk heeft ten minste veertig levens geëist.
    Je bedoelt hier: minimaal veertig. Zeg dat dan ook zo. 'Tenminste' kan klinken als 'ziezo, dat ruimt op'.

 

Soortgelijke gevallen:

  • Het sollicitatiegesprek was allesbehalve plezierig. (= volstrekt niet)
  • Van spelling weet ik alles behalve de regels voor koppeltekens.
    (= alles, met uitzondering van) 
     
  • Jij mag kiezen. Het is tenslotte jouw feestje. (= welbeschouwd)
  • We speelden allerlei sporten. Ten slotte werd de winnaar gehuldigd. (= aan het eind) 
     
  • Niemand luistert. Je kunt evengoed ophouden met praten. (= met hetzelfde resultaat)
  • Herman is evengoed schuldig als zijn broer. (= met evenveel recht)
  • Herman kan even goed zwemmen als zijn broer.
    Bij deze laatste zin kun je zien dat de woorden los geschreven worden, omdat je ze ook kunt vervangen door andere woorden: Herman kan even snel zwemmen als zijn broer.
     
  • Ik weet niet hoelang dit gaat duren. (= hoeveel tijd)
  • Hoelang werk jij al bij deze baas? (= hoeveel tijd)
  • Weet jij hoe lang een adder kan zijn? (= hoeveel lengte)
     
  • Ik blijf hier kamperen zolang de boer het goed vindt. (= voor de tijd dat)
  • Ik heb nog nooit zo lang op één plaats gekampeerd. (= gedurende zo veel tijd)
  • Mijn haar is zo lang omdat ik niet naar de kapper durf. (= van die lengte) 
      
  • Hoe heeft het zover kunnen komen? (= tot deze situatie)
  • Het is zover, we gaan vertrekken. (= het moment is aangebroken)
  • Voor zover ik weet, is alles betaald. (= in de mate van)
  • Een uur lopen? Is het zo ver naar het dorp? (= zo'n afstand) 
      
  • De lijsttrekker ging het land in, teneinde kiezers te winnen. (= om)
  • Het schooljaar loopt weer ten einde. (= op zijn eind) 
     
  • De verpleegster kleedt zichzelf aan. (= ze kleedt niet iemand anders aan) 
  • De patiënt kleedt zich zelf aan. (= nadruk op 'zelf': eigenhandig, geen hulp nodig)
  • Kom je nog weleens bij je vorige werkgever?* (= ooit, soms)
  • Ik ben het wel eens met de minister. (= niet oneens) 
       
  • Het kost zeven euro zoveel. (= en nog iets)
  • Deleten betekent zoveel als verwijderen. (= zoiets)
  • Ik heb niet zo veel geld. (= tegenovergestelde van zo weinig)
     

    En dit mag allebei:
  • Ik wil zo veel mogelijk leren.
  • Ik wil zoveel mogelijk leren.
     
      
  • Het werd gezellig, naargelang er meer mensen kwamen. (voegwoord)
     
    En deze voorzetseluitdrukking heeft twee varianten, met en zonder spatie:
  • Ieder betaalt belasting (al) naargelang (van) zijn vermogen.
  • Ieder betaalt belasting (al) naar gelang (van) zijn vermogen.





Noordhoff Uitgevers


  

Beter Spellen  Beter Rekenen  NU Beter Engels  NU Beter Duits  NU Beter Frans  NU Beter Spaans  Beter Bijbel  Beter Afrikaans  Plus-Taaltest  

© 2010 - Beter Spellen is een initiatief van

 Martin van Toll Producties